Nauwkeurig Lezen deel 3

Fotograferen is een leuke hobby. Het leukste is om de foto's ook zelf af te drukken. In kleur afdrukken is nogal ingewikkeld, omdat je daar kleurenfilters voor nodig hebt. Dus dat kun je beter aan de fabriek over laten. Zwart-witafdrukken maken is iets makkelijker. Je hebt een donkere kamer nodig, met speciaal rood licht.

Is het moeilijk om zelf foto's af te drukken?
1. Nee, het is altijd heel makkelijk.
2. Ja, je moet het altijd door de fotograaf laten doen.
3. Wel als het om kleurenfoto's gaat.
Wat heb je nodig om kleurenfoto's af te drukken?
1. Veel kleuren verf.
2. Kleurenfilters.
3. Een kleurige zonnebril.
Wat heb je zoal nodig om gewoon foto's af te drukken?
1. Een koda en een rode lamp.
2. Een donkere kamer en een sterke lamp.
3. Een donkere kamer en een rode lamp.
In de trein is het 's ochtends en 's avonds vaak druk. Dat wordt de spits genoemd. 's Ochtends gaat iedereen naar zijn werk of naar school. En 's avonds wil iedereen weer naar huis terug. Vaak is het zo druk dat er mensen moeten staan. Dat is vermoeiend, zeker als je al een dag werk achter de rug hebt. Veel mensen klagen dan ook over de Nederlandse Spoorwegen, in de volksmond NS genoemd. Een alternatief is de auto, maar dan kom je weer in de file terecht. Er wordt over oplossingen nagedacht, zoals bijvoorbeeld het telewerken zodat je thuis je werk kunt doen en niet elke dag hoeft te reizen. Voor die tijd zullen we echter met de auto of het openbaar vervoer dagelijks in de spits moeten wachten.

Wanneer is het het drukst in de trein?
1. 's Ochtends.
2. In de spits.
3. 's Avonds.
Wat gebeurt er als het zo druk is?
1. De mensen krijgen ruzie.
2. De mensen vallen om.
3. De mensen moeten staan.
Wat vinden mensen ervan als ze moeten staan?
1. Ze worden er moe van.
2. Ze staan graag op voor iemand anders.
3. Ze hebben hard gewerkt.
Waar wil iedereen naartoe 's avonds?
1. Naar huis.
2. Naar het werk.
3. Naar school.
Waar staat de afkorting NS voor?
1. Nare Standen.
2. Nederlandse Spoorwegen.
3. Nederlandse Stavereniging.
Wat kun je doen in plaats van met de trein gaan?
1. Je kunt met de file gaan.
2. Je kunt met de fiets gaan.
3. Je kunt met de auto gaan.
Naar de bioscoop gaan is een populair uitje. Vooral in het weekend gaan er veel mensen naartoe. Dan zijn de kaartjes wel duurder dan door de week, omdat er meer mensen naar toe willen. Dit is de werking van de markt. Hoe meer vraag er naar iets is, hoe duurder het artikel wordt. De nieuwe Star Wars-film zorgt voor veel bezoekers. Bioscopen willen de film dan ook graag draaien. De film kan echter niet overal gedraaid worden. De bioscoop moet wel het speciale stereogeluid ervoor hebben. Anders mogen ze de film niet draaien.

Wat vinden veel mensen leuk om te doen?
1. Naar school gaan.
2. Naar de bioscoop gaan.
3. Naar het toilet gaan.
Wanneer doen ze dat het meeste?
1. In het weekend.
2. Doordeweeks.
3. Als ze moe zijn.
Waarom zijn de kaartjes duurder in het weekend?
1. Door de werking van de markt.
2. Doordat er minder mensen gaan.
3. Omdat de films dan beter zijn.
Waarom willen bioscopen graag de nieuwe Star Wars-film draaien?
1. Omdat het een goede film is.
2. Omdat de film veel bezoekers trekt.
3. Omdat het een lange film is.
Wat hebben ze nodig om de film te mogen draaien?
1. De speciale atmosfeer.
2. Het speciale stereogeluid.
3. De goede muziek.
Rugby is in Nederland een veel minder populaire sport dan bijvoorbeeld voetbal. In andere landen is het een nationale sport. De sport is vernoemd naar een stad in Engeland, waar in 1823 de eerste officiële wedstrijd werd gespeeld. Rugby is een teamsport, waarbij de spelers een ovale bal naar het doel van de tegenpartij proberen te brengen. In zoverre lijkt rugby dus op voetbal. Er is echter een aantal opmerkelijke verschillen. Zo mag je de bal zowel met je voeten als handen aanraken. Ook mag je een tegenstander proberen ten val te brengen. Het doel bestaat uit twee hoge palen met op een paar meter hoogte een stok, waar de bal overheen moet worden geschopt. Je scoort ook als je de bal achter de doellijn van de tegenpartij weet te brengen. Opvallend is dat het aantal spelers per ploeg bij amateurs vijftien man bedraagt, maar bij professionals slechts dertien.

Waar wordt er rugby gespeeld?
1. In Nederland.
2. Alleen in Engeland en Australië.
3. In veel landen, hoewel het niet overal even populair is.
Hoe ziet een rugbybal eruit?
1. Ovaal.
2. Zoals een voetbal.
3. Zoals een tennisbal.
Mag je een tegenstander aanraken bij rugby?
1. Ja, je mag hem zelfs proberen om te gooien.
2. Nee, dan krijgt de partij een strafschop.
3. Ja, maar alleen met je handen.
Hoe kun je scoren bij rugby?
1. Door de bal in het doel te schoppen.
2. Door de bal in het doel of achter de doellijn te krijgen.
3. Door de bal buiten het speelveld te krijgen.
Uit hoeveel mensen bestaat een professioneel team?
1. 11.
2. 13.
3. 15.
Waar komt de naam rugby vandaan?
1. De sport is vernoemd naar de stad waar de eerste officiële wedstrijd werd gespeeld.
2. De sport is vernoemd naar de stad waar de uitvinder geboren is.
3. De sport is vernoemd naar de achternaam van de uitvinder.
Tuinieren is voor veel mensen een hobby. Dat heeft een aantal oorzaken. Ten eerste vinden mensen het een ontspannende bezigheid. Je bent lekker met je handen bezig en als je de hele week op kantoor bent bezig geweest, is het heerlijk om in de buitenlucht te zijn. Daarnaast voelen mensen die van tuinieren houden zich vaak verbonden met de natuur. Door bloemen te planten, heggen bij te knippen en struiken te zien groeien, voel je je dicht bij de natuur staan. Je ziet aan je tuin hoe de seizoenen voorbij gaan en je ziet het levensproces van je bloemen. Ten slotte geeft tuinieren ook veel voldoening. Je moet er de hele dag hard voor werken, maar dan zie je ook meteen resultaat en je krijgt misschien ook wel heel veel complimenten over je prachtige tuin.

Wat is een hobby voor veel mensen?
1. Heggen knippen.
2. Zich ontspannen.
3. Tuinieren.
Wat is er zo ontspannend aan tuinieren?
1. Dat je niet naar kantoor hoeft.
2. Dat je het met vrienden samen kan doen.
3. Dat je lekker in de buitenlucht bezig bent.
Wat is het verband met tuinieren en de natuur?
1. In de tuin lopen ook veel dieren, zoals mieren, pissebedden, spinnen en poezen.
2. In de tuin zie je de natuur tot bloei komen en kun je het verloop van de seizoenen zien.
3. In de tuin kun je bij zonnig weer heerlijk ontspannen zitten.
Waarom geeft tuinieren zoveel voldoening?
1. Omdat je even kan ontsnappen aan het drukke stadsleven.
2. Omdat je er hard voor moet werken.
3. Omdat je direct resultaat van je harde werk ziet.
Wat krijg je terug voor een het werken in de tuin?
1. Voldoening, ontspanning, contact met de natuur én ook nog complimentjes.
2. Complimentjes.
3. Je kunt er een heleboel geld mee verdienen.
Frankrijk is een populair vakantieland. Elk jaar gaan er veel Nederlanders naar toe. Dat komt omdat er in Frankrijk voor iedereen wat wils is. De jeugd gaat meestal helemaal naar het zuiden. Daar kunnen ze lekker aan de Middellandse Zee liggen. In de stad Saint Tropez zitten veel rijke mensen. Het is een havenstad, waar veel dure vakantiejachten liggen. Veel mensen gaan ook naar Midden-Frankrijk, waar je mooie bergwandelingen kunt maken. Frankrijk staat ook bekend als het wijnland bij uitstek.

Wie gaan er graag naar Frankrijk?
1. Spanjaarden.
2. Amerikanen.
3. Nederlanders.
Waar gaat de jeugd het liefste heen?
1. Naar de zee.
2. Naar het noorden.
3. Naar het zuiden.
Wie zijn er in Saint Tropez?
1. Veel rijke mensen.
2. Veel Nederlanders.
3. De jeugd.
Wat voor stad is Saint Tropez?
1. Een grote stad.
2. Een havenstad.
3. Een rijke stad.
Waarom gaan mensen naar Midden-Frankrijk?
1. Om bergwandelingen te maken.
2. Om te zwemmen.
3. Om vogels te kijken.
Waarin is Frankrijk gespecialiseerd?
1. In wijn.
2. In stokbrood.
3. In campings.
Veel mensen hebben moeite om 's ochtends uit hun bed te komen. Vooral in de winter, als het buiten nog donker is, is het lastig. Veel mensen hebben last van een ochtendhumeur, terwijl andere mensen zich juist prima voelen 's ochtends. Sommige mensen komen pas 's avonds tot bloei. Dat zijn echte nachtvlinders. Al deze verschillen hebben te maken met je bioritme. Dat is een soort inwendige klok waarmee je wordt geboren. En die is voor iedereen verschillend.

Wanneer hebben veel mensen moeite om uit hun bed te komen?
1. Als ze moe zijn.
2. 's Ochtends.
3. Als het koud is.
Wanneer is het helemaal lastig om uit bed te komen?
1. Als het buiten donker is.
2. Als het regent buiten.
3. Als de zon schijnt.
Wat zijn nachtvlinders?
1. Mensen die 's avonds en 's nachts op hun best zijn.
2. Blauwe vlinders.
3. Mensen met een ochtendhumeur.
Hoe komt het dat mensen verschillend zijn?
1. Dat ligt aan hun karakter.
2. Dat ligt aan hun bioritme.
3. Dat ligt aan hun genen.
Wat is een bioritme?
1. Het ritme van een koe.
2. Levensstijl.
3. Een soort inwendige klok.
Heeft iedereen hetzelfde bioritme?
1. Ja, behalve mensen met een ochtendhumeur.
2. Nee, dat is voor iedereen verschillend.
3. Nee, er zijn een paar verschillende soorten.
Er zijn levende wezens op deze aarde die zich tijdens hun hele leven niet kunnen voortbewegen. Voorbeelden daarvan zijn koralen, zeeanemonen en sponzen. Dan zijn er ook dieren die heel langzaam zijn, zoals de schildpad en de luiaard. De luiaard beweegt zich met een snelheid van twee kilometer per uur voort. Een luiaard is net zo groot als een poes en heeft lange haren waarop algen groeien. Daardoor is de luiaard groen van kleur, die dient als schutkleur wanneer hij zich niet beweegt.

Welke dieren kunnen zich niet voortbewegen?
1. Koralen en sponzen.
2. Koralen, zeeanemonen en sponzen.
3. Koralen, zeeanemonen en de luiaard.
Hoe snel verplaatst de luiaard zich?
1. Twee kilometer per uur.
2. Twaalf kilometer per uur.
3. Twintig kilometer per uur.
Waartoe dient de groene kleur van de luiaard?
1. Het is voor de sier.
2. De groene kleur heeft geen functie.
3. Het is zijn schutkleur.
De mens houdt van springen. Dat is erg handig bij sporten als atletiek. Een mens kan echter nog geen tweeënhalve meter hoog springen. Een poema, het zoogdier dat het hoogste kan springen, kan wel zeven meter hoog springen. Dit record wordt weer door een haai gebroken, die kan uit het water meer dan zeveneneenhalve meter springen. Een mens kan ongeveer negen meter ver springen, maar staat ook daarmee niet op de eerste plaats. De springbok kan wel vijftien meter ver springen en wordt gevolgd door de kangoeroe die ongeveer dertien meter ver springt. Het springen heeft voor deze dieren een duidelijke functie: de kangoeroe beweegt zich alleen maar voort door te springen.

Hoe hoog kan de mens springen?
1. Tweeënhalve meter.
2. Meer dan tweeënhalve meter.
3. Nog geen tweeënhalve meter.
Welk zoogdier kan het hoogste springen?
1. Een haai.
2. De poema.
3. De springbok.
Hoe ver kan de mens springen?
1. Ongeveer zeven meter.
2. Ongeveer negen meter.
3. Ongeveer vijftien meter.
Welk dier kan sprongen maken van dertien meter ver?
1. De kangoeroe.
2. De poema.
3. De springbok.
Welke functie heeft het springen voor veel dieren?
1. Het springen heeft geen functie.
2. Ze bewegen zich voort door middel van springen.
3. Ze vinden het leuk om te springen.
De olifant is een reusachtig groot dier met de langste neus op aarde. Naast het feit dat de olifant heel groot is, staat de olifant in veel culturen ook symbool voor andere dingen. Over het algemeen heeft de olifant een positief imago. In Azië werden olifanten als rijdieren voor de koning gebruikt omdat het wijze dieren waren. In het oude China was de olifant het symbool van wijsheid en kracht. En de uitdrukking 'op een olifant rijden', klinkt in het Chinees hetzelfde als het woord voor geluk. In de oudheid stond de olifant symbool voor het overwinnen van de dood omdat een olifant erg oud kan worden.

In welke cultuur staat de olifant symbool voor andere dingen?
1. In vele culturen.
2. In de antieke cultuur.
3. In het Chinees.
Wat voor imago heeft de olifant in de symboliek?
1. Een negatief imago.
2. Dat verschilt per cultuur.
3. Een positief imago.
Waarom werden olifanten in Azië als rijdier voor de koning gebruikt?
1. Omdat de olifant een goed rijdier was.
2. Omdat de olifant een wijs dier is.
3. Omdat de koning van olifanten hield.
Welke uitdrukking klinkt in het Chinees hetzelfde als het woord geluk?
1. 'Op een olifant staan.'
2. 'Op een olifant rijden.'
3. 'Met een olifant praten.'
Waarvoor stond de olifant in de oudheid symbool?
1. Voor kracht.
2. Voor wijsheid.
3. Voor het overwinnen van de dood.
De oester is een nuttig schelpdier. Al eeuwenlang wordt de oester door veel mensen als lekkernij beschouwd. Ook worden de parels van oesters gebruikt voor sieraden. De mens is niet de enige die van oesters houdt, er zijn ook veel zeedieren die graag oesters eten. Het is dan ook noodzakelijk dat de oester zich snel voortplant. Een oester kan in één jaar ongeveer vijftig miljoen eitjes leggen. Er bestaan bovendien wel meer dan honderd oestersoorten. Ze leven zowel in zoet als in zout water. De oester woont in een schelp. Als de oester wordt geboren, heeft hij die schelp nog niet, dus begint hij direct met het bouwen van die schelp. Babyoesters zwemmen twee weken naakt rond en daarna hechten ze zich ergens vast om daar altijd te blijven wonen.

Wat voor soort dier is de oester?
1. Een schelpdier.
2. Een ongewerveld dier.
3. Een gewerveld dier.
Waarom is de oester nuttig?
1. De oester wordt gegeten en gebruikt voor de productie van goud.
2. De oester wordt gegeten en gebruikt voor de productie van parels.
3. De oester wordt gebruikt voor de productie van parels.
Waarom is het noodzakelijk dat de oester zich snel voortplant?
1. Als de oester zich niet snel voortplant hebben de mensen niet genoeg te eten.
2. Als de oester zich niet snel voortplant, kunnen er geen parels meer worden gekweekt.
3. Hij wordt door mensen en andere zeedieren gegeten. Als hij zich niet snel voortplant, sterft de oester uit.
Hoeveel soorten oesters bestaan er?
1. Minder dan honderd.
2. Honderd.
3. Meer dan honderd.
Hoe wordt een oester geboren?
1. Naakt.
2. Met schelp.
3. Aan een rots vastgehecht.
Liechtenstein is een van de kleinste landen op aarde. Het ligt tussen Oostenrijk en Zwitserland. Er zijn slechts drie staten die kleiner zijn, namelijk Vaticaanstad, Monaco en San Marino. Het land wordt geregeerd door een prins. Liechtenstein heeft slechts zeventienduizend inwoners en is te klein om een eigen leger te hebben. Liechtenstein heeft ook geen eigen munt en geen eigen postbedrijf. Er wordt met Zwitsers geld betaald en het Zwitserse postbedrijf regelt ook de post in Liechtenstein. De prins van Liechtenstein geeft elk jaar veel geld aan de schatkist en daarom hoeven de bewoners van het landje maar weinig belasting te betalen.

Waar ligt Liechtenstein?
1. Tussen Zwitserland en Italië.
2. Tussen Oostenrijk en Zwitserland.
3. Tussen Zwitserland en Duitsland.
Wat zijn de kleinste staten op aarde?
1. Liechtenstein, Monaco, Vaticaanstad en San Marino.
2. Liechtenstein, Monaco, Vaticaanstad en Luxemburg.
3. Liechtenstein, Vaticaanstad en San Marino.
Door wie wordt Liechtenstein geregeerd?
1. Door een president.
2. Door een koning.
3. Door een prins.
Met welke geld moet je in Liechtenstein betalen?
1. Euro's.
2. Zwitsers geld.
3. Liechtensteins geld.
Waarom betalen de burgers van Liechtenstein weinig belasting?
1. Omdat het zo'n klein landje is.
2. Omdat het geen eigen leger heeft.
3. Omdat de prins elk jaar een bedrag in de schatkist stopt.
Speelgoed is al eeuwen oud en veel kinderen hebben zich er al mee vermaakt. Kinderen van holbewoners hadden waarschijnlijk ook al speelgoed. Zij speelden jagertje. Van de kinderen van de oude Egyptenaren is veel speelgoed gevonden zoals ratels, poppen en ballen. Het speelgoed van vroeger was natuurlijk wel anders dan dat van nu. Tegenwoordig wordt al het speelgoed in de fabriek gemaakt. Duitsland is lange tijd het land geweest met de grootste speelgoedindustrie. Tegenwoordig zijn er ook andere landen belangrijk in de speelgoedindustrie zoals Japan en de Verenigde Staten.

Welke kinderen hadden waarschijnlijk al speelgoed?
1. Kinderen van de Duitsers.
2. Kinderen van de holbewoners.
3. Kinderen van de Egyptenaren.
Uit welke periode is er veel kinderspeelgoed gevonden?
1. Uit het oude Egypte.
2. Uit de tijd van de holbewoners.
3. Uit de Japanse periode.
Hoe wordt het speelgoed tegenwoordig gemaakt?
1. Men vindt speelgoed in de natuur.
2. Met de hand.
3. Fabrieksmatig.
Welke landen hebben een belangrijke speelgoedindustrie?
1. Duitsland, Japan en de Verenigde Staten.
2. Duitsland en Japan.
3. Verenigde Staten en Egypte.
Veel kinderen hebben een knuffelbeer. Uit de boeken kennen we de beer als een goed sullig dier. In werkelijkheid is de beer iets minder vriendelijk. Beren kunnen heel hard rennen en zijn ook goed in het beklimmen van bomen. De beer heeft gevaarlijke klauwen en enorme spierkracht in de voorpoten. Hij zou zonder moeite een mens met zijn poten kunnen doden. Veel beren houden een winterslaap. Doordat ze nauwelijks bewegen, leven ze van hun vetreserves. Kleine beren worden in de winter geboren en gaan pas in de lente bewegen. De winterslaap heeft misschien wel een rol gespeeld bij het rustige beeld dat de mens van de beer heeft.

Wat hebben veel kinderen?
1. Een berenverzameling.
2. Een boek over een beer.
3. Een knuffelbeer.
Hoe wordt de beer in veel boeken beschreven?
1. Als een behulpzaam dier.
2. Als een goed en sullig dier.
3. Als een gevaarlijk monster.
Wat kunnen beren goed?
1. Slapen en eten.
2. Klimmen en zwemmen.
3. Rennen en klimmen.
Wat is er gevaarlijk aan een beer?
1. De klauwen en de spierkracht in de voorpoten.
2. De scherpe klauwen.
3. De spierkracht in de schouders.
Wanneer worden de jongen van een beer geboren?
1. In de winter.
2. In de herfst.
3. In de lente.
Jorrit heeft ontdekt dat hij allergisch is. Zijn neus is rood en jeukt ontzettend. Vooral als hij in een stoffige ruimte is. Dan moet hij heel hard niezen. Hij is naar de dokter gegaan voor pillen. Maar die gaf hem alleen maar een grote zakdoek.

Wat heeft Jorrit ontdekt?
1. Dat hij ziek is.
2. Dat hij de loterij gewonnen heeft.
3. Dat hij allergisch is.
Wat is er met Jorrits neus aan de hand?
1. Die bloedt.
2. Die is rood en jeukt ontzettend.
3. Die zit onder de bultjes.
Wat deed Jorrit bij de dokter?
1. Hij vroeg om pillen.
2. Hij ging klagen.
3. Hij vroeg een zakdoek.
Wat gaf de dokter aan Jorrit?
1. Een grote zakdoek.
2. Een pilletje.
3. Zware medicijnen.
Journalisten werken voor een krant. Ze moeten iedere dag stukjes schrijven. Daarvoor moeten ze mensen interviewen. Die moeten hun informatie geven. Soms komt hun foto bij het artikel. Maar alleen als het belangrijk is.

Waarvoor werken journalisten?
1. Voor de mensen.
2. Voor een fabriek.
3. Voor een krant.
Wanneer moeten ze stukjes schrijven?
1. Iedere dag.
2. Als er iets bijzonders gebeurd is.
3. Als ze daar zin in hebben.
Waarom moeten journalisten mensen interviewen?
1. Om mee te spelen.
2. Voor de gezelligheid.
3. Die mensen moeten hun informatie geven.
Maurits heeft een proefwerk biologie. Hij heeft heel weinig geleerd. Hij wilde gisteren liever spelen. Nu heeft hij veel spijt. Hij probeert af te kijken bij zijn buurman. Maar die houdt snel zijn hand voor zijn werk.

Wat heeft Maurits?
1. Een proefwerk wiskunde.
2. Een proefwerk biologie.
3. Een proefwerk geschiedenis.
Wat heeft Maurits gisteren gedaan?
1. Goed geleerd.
2. Gespeeld in plaats van geleerd.
3. Niets, hij was ziek.
Bij wie probeert Maurits af te kijken?
1. Bij zijn buurman.
2. Bij de meester.
3. Bij zijn buurvrouw.
Sinds een paar jaar zijn de winkels ook op zondag open. Ze zijn dan open van tien uur tot zes uur 's avonds. Dat is heel erg handig, vindt Ivo. 's Avonds komt hij pas laat thuis van zijn werk. Dan heeft hij geen tijd voor boodschappen. Nu kan hij gelukkig zijn boodschappen op zondag doen.

Hoe laat zijn de winkels op zondag open?
1. Van tien uur tot vijf uur 's avonds.
2. Van tien uur tot zes uur 's avonds.
3. De winkels zijn zondags gesloten.
Sinds wanneer zijn de winkels op zondag open?
1. Sinds een paar weken.
2. Sinds een paar jaar.
3. Sinds een paar maanden.
Waarom vindt Ivo het handig dat de winkels op zondag open zijn?
1. Hij heeft door de week geen tijd voor boodschappen.
2. Hij houdt niet van boodschappen doen.
3. Hij werkt ook op zondag.
Morgen is het moederdag. De kinderen maken een mooie ketting. Ook schrijven ze er een gedicht bij. Ze brengen mama een ontbijtje op bed. Dan geven ze het cadeautje. Wat zal ze verrast zijn!

Wat is het morgen voor dag?
1. Dierendag.
2. Moederdag.
3. Vaderdag.
Wat maken de kinderen?
1. Een mooie vaas.
2. Een mooie ketting.
3. Een mooie tekening.
Wat brengen ze mama op bed?
1. Een ontbijtje.
2. Een tekening.
3. Twee tekeningen.
Vandaag is er een marathon. Hardlopers mogen meedoen. Ook is er een categorie skaters. In een lange stoet komen die langs. Aan de kant staan mensen te juichen. Ze moedigen de sportievelingen aan.

Wat gebeurt er vandaag?
1. Het is regenachtig weer.
2. Het is een feestdag.
3. Er is een marathon.
Wie mogen er meedoen aan de marathon?
1. Hardlopers en skaters.
2. Hardlopers en fietsers.
3. Fietsers, hardlopers en skaters.
Hoe komen de skaters langs?
1. Één voor één.
2. Hand in hand.
3. In een lange stoet.
Waar staan mensen te juichen?
1. Aan de kant.
2. Op het balkon.
3. Bij de finish.
Wie moedigen de mensen aan?
1. De bestuurders van bussen.
2. De toeschouwers.
3. De sportievelingen.
Petra heeft meegedaan aan een auditie. Ze moest een paar toneeloefeningen doen. Toen kozen de juryleden haar uit. Nu mag ze meedoen aan een reclamefilmpje. Ze moet chocolademelk drinken. Ze moet zeggen dat het de lekkerste van de wereld is.

Wie heeft meegedaan aan een auditie?
1. Penny.
2. Petra.
3. Paula.
Wat moest Petra doen?
1. Een paar toneeloefeningen.
2. Een paar liedjes zingen.
3. Een paar gymnastiekoefeningen.
Waaraan mag Petra nu meedoen?
1. Aan een videoclip.
2. Aan een reclamefilmpje.
3. Aan een grote speelfilm.
Hanna schrijft een boek. Het wordt een echte roman. Het is een somber boek. Els is het aan het lezen. Af en toe voelt ze tranen in haar ogen. Hanna stelt Els gerust. "Het einde wordt heel vrolijk," zegt ze.

Wie schrijft een boek?
1. Oma.
2. Hanna.
3. Hester.
Wat voor boek schrijft Hanna?
1. Een stripboek, erg grappig.
2. Een echte roman, wel somber.
3. Een western, best spannend.
Wat voelt Els bij het lezen?
1. Tranen in haar ogen.
2. Tranen van het lachen.
3. Ze wordt een beetje zenuwachtig.
Wie stelt Els gerust?
1. Els zelf.
2. De moeder van Els.
3. Hanna.
Mark zit achter de computer. Hij heeft een nieuw spelletje. Hij is er een beetje verslaafd aan. Zij ouders vinden dat niet zo leuk. Maar het is zo spannend. Hij wil zo graag zijn record halen!

Waar zit Mark?
1. Voor de televisie.
2. Achter zijn bureau.
3. Achter de computer.
Wat heeft Mark?
1. Een nieuw spelletje.
2. Een mooi beeldscherm.
3. Een nieuwe muis.
Wat wil Mark graag?
1. De computer uitzetten.
2. Een ander spel spelen.
3. Zijn record halen.