Nauwkeurig Lezen deel 4

Als je Lennart vraagt wat hij voor de toekomst hoopt, dan heeft hij meteen een antwoord klaar. Hij hoopt dat er in het allerdaagse leven veel meer computertechniek gebruikt gaat worden. Het lijkt hem geweldig dat je, als je je huis binnenstapt, eerst tegen een computer je naam moet zeggen. Of een wachtwoord. Als je het goed zegt, dan gaat de deur vanzelf open. Of dat je door een winkel loopt, spullen meeneemt, en dat een chip in je horloge dan vanzelf het geld dat je moet betalen van je rekening afschrijft. Dat lijkt hem geweldig.

Wat betekent de toekomst voor Lennart?
1. Een tijd waarin je niet meer zomaar een winkel in kunt lopen.
2. Een spannende tijd met veel nieuwe snufjes op het gebied van techniek.
3. Een tijd waarin hard gewerkt zal moeten worden.
Hoe lijkt het Lennart als een computer eerst je naam of wachtwoord vraagt bij een deur?
1. Heel leuk.
2. Geweldig vervelend.
3. Geen probleem.
Wat gebeurt er nadat je je naam hebt genoemd?
1. Dan kun je zelf de deur opendoen.
2. Dan moet je op het wachtwoord wachten.
3. Dan gaat de deur open.
Wie doet de deur open?
1. Degene die dan thuis is.
2. Degene die voor de deur staat.
3. De computer.
Waarom moet je in Lennarts toekomstbeeld een horloge dragen bij het winkelen?
1. Omdat je nergens anders je chip kunt bewaren.
2. Om mee te betalen.
3. Omdat je maar een bepaalde tijd in de winkel mag zijn.
Vroeger hadden alle mensen met een televisie een enorme antenne op het dak, die wel op een bosje harken leek. Nu heeft bijna niemand meer een antenne voor de tv, maar gewoon een kabelaansluiting. En sommige mensen hebben een schotelantenne. Zowel schotelantennes als kabelaansluitingen worden binnenkort misschien ouderwets. Het nieuwste van het nieuwste is de digitale antenne. Een klein antennetje van tien centimeter boven op een zogenaamd ontvangststation is alles wat je nodig hebt. Dat antennetje levert op je tv haarscherp en storingsloos beeld en geluid dat net zo goed klinkt als het geluid uit de cd-speler.

Had vroeger iedereen een enorme antenne op het dak?
1. Ja.
2. Nee, alleen de mensen die geen schotelantenne hadden.
3. Nee, alleen de mensen die een televisie hadden.
Heeft iedereen nu een kabelaansluiting voor de tv?
1. Nee, bijna iedereen.
2. Nee, de meesten hebben een schotelantenne.
3. Nee, dat is ouderwets.
Heeft iedereen binnenkort een digitale antenne voor de tv?
1. Nee, dat is nog niet zeker.
2. Ja, want de kabelaansluiting en de schotelantenne zijn ouderwets geworden.
3. Ja, want dat is het nieuwste van het nieuwste.
Zien we dan straks overal enorme digitale antennes op de daken?
1. Nee, zo'n antenne zit alleen bij de omroepen.
2. Nee, zo'n antenne is maar tien centimeter.
3. Ja, zo'n antenne moet op tien meter hoogte zitten.
Wat is het voordeel van zo'n digitale antenne?
1. Het televisiebeeld is scherp en storingsvrij en het geluid is veel beter.
2. Je hoeft geen cd-speler meer te hebben.
3. De antenne is veel kleiner dan zo'n ouderwetse hark.
Hoewel het hartje zomer is, waait het ontzettend hard. Kelly ligt in haar bed naar de wind te luisteren. Ze hoort de blaadjes van de bomen ruisen. Dat is best een prettig geluid, net de zee. Vervelender is dat de tuinpoort van de buren niet op de knip zit. Met iedere windvlaag schiet de deur krakend open. Daarna klapt de deur met een klap weer dicht. Dan is het even stil en dan begint het weer. Krakend open, knal, dicht. Krakend open, knal, dicht. Kelly kan er niet van slapen.

Waarom ligt Kelly naar de wind te luisteren?
1. Omdat het zo warm is.
2. Omdat ze steeds aan haar vakantie aan zee moet denken.
3. Omdat ze niet kan slapen.
Welke tijd van het jaar is het?
1. Precies op de grens van de zomer en de herfst.
2. Vroeg in de zomer.
3. Midden in de zomer.
Houdt Kelly van de zee?
1. Nee, want ze ligt wakker van het geluid dat op de zee lijkt.
2. Ja. Het geluid van de ruisende blaadjes vindt ze prettig, terwijl ze vindt dat het op de zee lijkt.
3. Dat weten we niet.
Waarom gaat de poort steeds open en dicht?
1. Dat komt doordat de port niet afgesloten is en door de harde wind.
2. Dat komt doordat ze aan zee wonen. Daar waait het altijd hard.
3. Dat lijkt maar zo, omdat Kelly er op ligt te letten.
Zijn de buren thuis?
1. Ja, anders hadden ze de poort wel op de knip gedaan.
2. Dat weten we niet.
3. Nee, anders zouden ze wel even naar buiten gaan om de poort te sluiten
Lisa heeft een nieuw T-shirt. Het is zwart en er staan witte letters op. Geen woord, maar letters: DKNY. Lisa vertelt dat het een heel duur t-shirt is dat helemaal uit Amerika komt. Die letters, dat is het merk. Haar beste vriendin Angela heeft ook een nieuw T-shirt. Dat heeft ze gewoon in de stad gekocht. Bij een grote winkel. Lisa vindt het T-shirt van Angela heel mooi, want er staat een Chinees teken op. En Lisa houdt van alles dat Chinees is. Angela vindt het T-shirt van Lisa ook wel mooi. Maar ook een beetje saai.

Wat betekenen de letters op het T-shirt van Lisa?
1. Dat is een Chinese code.
2. Dat betekent dat het T-shirt uit Amerika komt.
3. Dat is het merk.
Komt het T-shirt van Angela uit dezelfde winkel als dat van Lisa?
1. Nee, dat van Lisa komt uit Amerika en dat van Angela uit de stad.
2. Ja, uit een winkel in de stad, die allemaal kleren uit Amerika verkoopt.
3. Nee, dat van Lisa komt uit Amerika en dat van Angela uit China.
Ruim honderd jaar geleden werd het spijkerschrift ontcijferd. Dat was een bijzonder moment, want nu kon eindelijk gelezen worden hoe de mensen duizenden jaren geleden leefden. De meeste teksten bleken te gaan over eigendomszaken. Of het waren zakelijke afspraken. Contracten van landarbeiders bijvoorbeeld, waarin precies beschreven stond hoeveel land ze moesten bewerken voor hoeveel sikkels zilver. Meestal stonden dit soort teksten op eenvoudige plakken klei. Alleen de rijke mensen lieten hun kleitabletten versieren.

Wanneer werd het spijkerschrift ontcijferd?
1. Kort geleden.
2. Meer dan een eeuw geleden.
3. Duizenden jaren geleden.
Waarom was dat een belangrijk moment?
1. Omdat de stukken in spijkerschrift nu eindelijk gelezen konden worden.
2. Omdat het spijkerschrift nu eindelijk eigendom werd van iedereen.
3. Omdat er heel wat sikkels zilver mee verdiend konden worden.
Waar gingen de meeste teksten over?
1. Over waar op het land je het meeste zilver kon vinden.
2. Over speciale tabletten voor rijke mensen.
3. Over wat van wie was. En over wie wat voor wie moest doen.
Wat zijn kleitabletten?
1. Plakken klei.
2. Zilveren versieringen in de kleiplakken.
3. Tabletten waar de eenvoudige klei extra hard van werd.
Hoe kon je zien dat een kleitablet van een arme of een rijke persoon was?
1. De tabletten van de rijken waren groter.
2. De tabletten van de rijken waren mooier.
3. De tabletten van de rijken waren schoner.
Vera en Lucia hadden zin om te lachen. Ze liepen giechelend naar de stad. Als ze een leuke jongen uit hun klas tegenkwamen, giechelden ze nog wat harder. In het warenhuis gingen ze naar de afdeling met mutsen en hoeden. Ze pasten alle hoeden die ze maar zagen. Met een chique hoed op trokken ze deftige gezichten tegen de spiegel, met een vrolijk hoedje op konden ze gewoon verder lachen. Er waren ook handige hoedjes, die je zo in je tas kon proppen. Op het laatst paste Vera een dikke schaatsmuts, terwijl ze daarvoor nog een hoedje met een sluiertje op had. Lucia zag ineens dat hoofd met die muts in de spiegel verschijnen en deed het bijna in haar broek van het lachen.

Waarom liepen Vera en Lucia te giechelen?
1. Ze hadden een geheim.
2. Ze waren melig.
3. Ze waren verliefd.
Wat deden ze in de stad?
1. Hoeden passen in het warenhuis.
2. Leuke jongens zoeken.
3. Een wintermuts kopen.
Wat voor gezicht trokken ze voor de spiegel?
1. Een gezicht dat paste bij het hoedje dat ze op hadden.
2. Ze lachten alleen maar.
3. Ze keken gewoon of het hoedje ze leuk stond.
Pasten ze nog meer hoedjes nadat Vera de schaatsmuts op had gezet?
1. Ja, een hoedje met een sluiertje.
2. Ja, Lucia paste ook nog de schaatsmuts.
3. Nee, dit was het laatste dat ze pasten.
Paul en Richard kampeerden met hun ouders in Italië aan het Comomeer. Prachtig, dat meer tussen die spitse bergen. En heerlijk, dat lekkere weer en die net zo lekkere Italiaanse ijsjes. Op een avond gingen ze uit eten in het dorp. Ineens viel het licht uit. Omdat ook de muziekinstallatie meteen stil was hoorden ze duidelijk het onweer, dat voor de stroomstoring zorgde. Het regende verschrikkelijk. Maar binnen was het droog en bij kaarslicht aten ze verder. Toen ze terugliepen waren ze bang wat ze aan zouden treffen op de camping, maar hun tent stond nog keurig overeind en had niet gelekt.

Waar kampeerden Paul en Richard precies?
1. Bij een dorpje in het Italiaanse Comogebergte.
2. Ergens in de Italiaanse Alpen.
3. Bij een dorp aan het Italiaanse Comomeer.
Wat vonden ze lekkerder? Het warme weer of het Italiaanse ijs?
1. Ze vonden het allebei even lekker.
2. Het ijs was lekkerder.
3. Het weer was lekkerder.
Waardoor viel het licht uit?
1. Dat weten we niet.
2. Door het onweer.
3. Door de muziekinstallatie.
Konden ze gewoon verder eten?
1. Ja, want door de bliksems konden ze zien waar hun eten stond.
2. Ja, want de kaarsen op tafel zorgden voor licht.
3. Ja, want hun ogen wenden snel aan het donker.
Waar waren ze bang voor toen ze terugliepen naar de camping?
1. Dat de tent door het noodweer ingestort zou zijn of dat er een laagje water in zou staan.
2. Dat het noodweer opnieuw los zou barsten.
3. Dat de stroomstoring nog niet verholpen zou zijn.
Als een Nederlandse koning of koningin ingehuldigd wordt, draagt hij of zij de donkerrode kroningsmantel met gouden leeuwen erop en een rand van wit bont. Die mantel wordt al gebruikt sinds koning Willem de Eerste. Pas geleden is bekend geworden dat de mantel waar Juliana en Beatrix in gehuldigd zijn niet meer die originele mantel is. De kleermaker, die de mantel jaren geleden moest opknappen heeft het rode fluweel vervangen door nieuw fluweel en daar de leeuwen weer opgenaaid. Ook het bontrandje verving hij door nieuw bont. Het gerucht gaat dat hij zelf de echt oude kroningsmantel regelmatig droeg als hij een avondje uitging!

Wanneer draagt een Nederlandse koning of koningin de kroningsmantel?
1. Als hij of zij gaat trouwen.
2. Bij bijzondere gelegenheden zoals een kroning of een trouwerij.
3. Als hij of zij tot koning of koningin gekroond wordt.
Wat is de hoofdkleur van de mantel?
1. Donkerrood.
2. Goud.
3. Wit.
Wordt die mantel al lang gebruikt?
1. Nee, pas sinds Willem de Eerste.
2. Ja, al sinds Willem de Eerste.
3. Nee, pas sinds Juliana en Beatrix.
Welke onderdelen van de oude mantel gebruikte de kleermaker die de mantel moest opknappen voor de vernieuwde mantel?
1. Alleen de gouden leeuwen.
2. Alleen de rode stof.
3. Alleen het witte bont.
Waar is de echte oude kroningsmantel gebleven?
1. In de afvalbak.
2. Aan de kapstok van de kleermaker.
3. Dat is niet zeker.
Merel en Jort hebben een leuke vakantie achter de rug. Ze woonden twee weken in het huis van een Franse burgemeester. Hij had een stukje land in zijn kleine dorp, waar twee huizen op stonden. Zelf woonde hij in het ene, en hij verhuurde het andere aan toeristen. Het huisje met de enorme open haard was leuk, maar nog leuker was de enorme tuin. Een stuk tuin met schommels. Een stuk dat grensde aan een wei van de andere buren die koeien hadden. En een stuk met een terrasje, bloemen en struiken. De burgemeester hield kippen in zijn tuin en hij kwam om de dag een paar kakelverse eieren brengen. Dat was erg aardig van hem.

Uit hoeveel huizen bestond het dorp, waar Merel en Jort op vakantie waren?
1. Uit twee huizen.
2. Uit drie huizen.
3. Dat weten we niet.
Waarom had de burgemeester twee huizen?
1. Eén om zelf te wonen en één om te verhuren.
2. Eén om te wonen en één om te werken.
3. Eén voor zichzelf en één voor zijn kinderen.
Wat was leuk aan het huisje?
1. De open haard.
2. De open haard en de tuin.
3. De tuin.
Welke dieren had de burgemeester?
1. Koeien.
2. Kippen en koeien.
3. Kippen.
Waarom kwam de burgemeester eieren brengen?
1. Dat was gewoon vriendelijk van hem.
2. Er was geen zuivelwinkel in het kleine dorp.
3. Hij hoopte dat hij dan mee mocht eten. Dat mocht ook, want hij was erg aardig.
De afgelopen zomer was het erg warm. Bij Pim in de tuin zat iedereen steeds op de enige schaduwplek die er was. In de zon was het echt te heet. Zijn moeder had daar alle tuinstoelen en een opblaasbadje neergezet. Zo'n badje is eigenlijk voor kleine kinderen, maar zelfs de grote mensen hadden er plezier van. Als zijn moeder een vriendin op bezoek had bijvoorbeeld, dan zaten ze samen met hun voeten in het water te kletsen. En zelfs oma en opa hebben met hun voeten in het bad zitten eten! Als er geen bezoek was ging zijn moeder wel eens helemaal in het badje liggen. Een keer zelfs met haar kleren nog aan, zo warm had ze het. Pim vond dat wel raar, maar moest ook ontzettend lachen.

Waarom zat iedereen op de enige schaduwplek?
1. Omdat het in de zon veel te warm was.
2. Omdat daar toevallig de stoelen stonden.
3. Omdat in het opblaasbadje lekker warm water zat.
Waarom stond het opblaasbadje in de tuin?
1. Voor Pims moeder.
2. Om even in af te koelen.
3. Voor Pim om in te spelen.
Wat deed Pims moeder en haar vriendin?
1. Ze lieten steeds met hun voeten het water opspatten.
2. Ze zaten tegen hun voeten te praten, die ze in het water hadden gedaan.
3. Ze praatten gezellig, terwijl ze met hun voeten in het water zaten.
Waarom ging Pims moeder met haar kleren aan in het badje liggen?
1. Ze had geen badpak.
2. Er was toch geen bezoek.
3. Ze had het zo warm dat het haar niets kon schelen.
Wat vond Pim ervan dat zijn moeder met de kleren aan in het badje lag?
1. Hij vond het ontzettend komisch.
2. Gek en grappig tegelijk.
3. Hij schaamde zich een beetje voor haar.
Een ijsmachine is eigenlijk een heel eenvoudig apparaat. Zo'n machine bestaat uit een dubbelwandige bak, die tussen de wanden gevuld is met zout water. Die bak laat je in de vriezer helemaal bevriezen. Op de bak doe je de deksel. Uit de deksel steekt een roerstaaf, die bewogen wordt door een klein motortje. Als de roerstaaf draait, doe je de spullen waarvan je ijs wilt maken in de bevroren bak. Die spullen bevriezen door de kou van de bak en de roerstaaf zorgt ervoor dat het ijs gelijkmatig bevriest. Een koelelement met een gemotoriseerde roerstaaf, dat is alles!

Waarom is een ijsmachine eigenlijk een heel eenvoudig apparaat?
1. Omdat het alleen uit een koelbak en een roerstaaf met een motortje bestaat.
2. Omdat je de machine gewoon in de vriezer zet.
3. Omdat het een heel makkelijk te bedienen apparaat is.
Waar zit precies het zoute water?
1. Tussen de binnen- en de buitenwand van de bak.
2. In de bak.
3. In de machine.
Welke onderdelen moeten allemaal in de vriezer?
1. De bak en de roerstaaf.
2. De hele machine.
3. Alleen de bak.
Waar zit het motortje?
1. Aan de roerstaaf op de deksel.
2. In de vriezer.
3. Dat weten we niet.
Wat is het nut van de roerstaaf?
1. Die zorgt ervoor dat alle ingrediënten goed gemengd worden.
2. Die zorgt ervoor dat het ijs niet aan de randen gaat plakken.
3. Die zorgt ervoor dat de warmere en koudere delen van het ijs steeds gemengd worden, waardoor al het ijs even hard bevriest.
Poezen zijn echte jagers. Neem nou de poes van Julia, die kwam laatst thuis met een ... vleermuis! Ze was apetrots en kwam de vangst aan het baasje laten zien. Aan Julia dus. Zo doen poezen dat. Julia keek eerst verbaasd naar dat donkergrijze propje, maar sprong een meter de lucht in toen de versufte vleermuis ineens een vleugel uitstak. De buit was nog niet dood! Haar vader zette een glazen pot over de vleermuis en schoof daar een kartonnetje onder. Zo droeg hij het dier naar buiten, waar hij hem heeft vrijgelaten. De poes was zo kwaad dat haar prooi werd afgepakt, dat ze zich twee dagen niet heeft laten zien.

Wat voor prooi heeft de poes van Julia gevangen?
1. Een muis.
2. Een poes.
3. Een vleermuis.
Waarom kwam de poes de prooi aan Julia laten zien?
1. Poezen willen hun prooi aan hun baasje laten zien.
2. De poes had gemerkt dat de vleermuis nog niet dood was.
3. Zo kon Julia de vleermuis weer naar buiten brengen.
Waarom sprong Julia ineens een meter de lucht in?
1. Omdat ze met de vleermuis wilde spelen.
2. Omdat ze zo schrok toen ze merkte dat de vleermuis nog leefde.
3. Omdat ze zo boos was op de poes.
Waarom zette Julia's vader een glazen pot over de vleermuis?
1. Om de vleermuis te vangen.
2. Om de vleermuis te laten stikken.
3. Om de vleermuis goed te kunnen bekijken.
Wat deed de poes nadat de vleermuis vrijgelaten was?
1. Ze was zo boos, dat ze twee dagen net gedaan heeft of ze Julia niet zag.
2. Ze was zo boos, dat ze twee dagen niet thuis is gekomen.
3. Ze heeft de prooi weer van een andere poes afgepakt.
Rolinka kan haar tong wel afbijten. Ze heeft haar kleine zusje verteld dat Sinterklaas helemaal niet bestaat. En nu is haar zusje heel verdrietig. Want als Sinterklaas niet bestaat, dan zal ze ook wel geen cadeautjes krijgen. Dat denkt ze tenminste. Rolinka weet niet wat ze moet doen om haar zusje te troosten. Het was ook helemaal niet de bedoeling het te vertellen. Ze wilde gewoon uitleggen wat voor surprise ze aan het maken was en toen floepte het er zo uit.

Wat bedoelt Rolinka als ze zegt dat ze haar tong wel af kan bijten?
1. Dat ze erg spijt heeft van iets dat ze heeft gezegd.
2. Dat ze heel erg sterk is.
3. Dat ze goed tegen pijn kan.
Waarom is Rolinka's zusje verdrietig?
1. Omdat Sinterklaas niet komt.
2. Omdat Rolinka in haar tong gebeten heeft.
3. Omdat Rolinka gezegd heeft dat Sinterklaas niet bestaat.
Waarom denkt Rolinka's zusje dat ze nu geen cadeautjes meer krijgt?
1. Omdat Sinterklaas boos is op Rolinka nu ze gezegd heeft dat hij niet bestaat.
2. Als Sinterklaas er niet meer is om cadeautjes te geven, van wie zou ze ze dan moeten
  
  krijgen?
3. Omdat Rolinka een surprise aan het maken is.
Waarom troost Rolinka haar zusje niet?
1. Omdat ze zo'n pijn heeft aan haar tong.
2. Omdat het helemaal niet haar bedoeling was het te vertellen, dus zij kan er ook niets aan
  
  doen.
3. Haar zusje is zo verdrietig, dat Rolinka niets kan bedenken om het verdriet minder te maken.
Wat floepte er bij Rolinka zo uit?
1. De surprise.
2. Dat Sinterklaas niet bestaat.
3. Het afgebeten stukje tong.
Oude auto's gaan uiteindelijk meestal stuk. Ze worden dan gesloopt. Oldtimers zijn oude auto's, die het nog prima doen. Vaak zien ze er opvallend uit, omdat je ze niet zo vaak tegenkomt. In de winter staat een oldtimer meestal in de garage, omdat oude auto's niet goed tegen kou en nattigheid kunnen. Maar op de eerste mooie lentedag komen alle oldtimers weer naar buiten. Let er maar eens op!

Wat gebeurt meestal met oude auto's?
1. Ze vallen in stukken uit elkaar.
2. Ze gaan kapot en moeten dan gesloopt worden.
3. Ze doen het niet meer en dan moet je lopen.
Wat zijn oldtimers?
1. Oude auto's die met hun tijd mee zijn gegaan.
2. Oude auto's die gesloopt moeten worden.
3. Oude auto's die nog goed zijn.
Waarom zijn oldtimers vaak opvallend?
1. Omdat je ze veel minder vaak ziet dan nieuwere auto's.
2. Omdat je ze niet zo vaak ontmoet.
3. Omdat ze stuk zijn.
Waarom staat een oldtimer 's winters vaak in de garage?
1. Omdat het 's winters niet lekker warm wordt in een oldtimer.
2. Omdat kou en regen niet goed zijn voor oldtimers.
3. Omdat de passagiers anders verkouden worden.
Waarom komen op de eerste mooie lentedag alle oldtimers weer naar buiten?
1. Omdat het dan weer kan, zonder de risico's van koud en nat weer.
2. Omdat het zonnetje goed is voor oldtimers.
3. Omdat de mensen in de lente ook graag buiten zijn.
Als Daniëlle het scheerapparaat van haar vader hoort zoemen, weet ze precies hoe laat het is: tijd om op te staan. Alles gebeurt 's ochtends in dezelfde volgorde. Eerst gaat haar vader zich scheren, daarna klopt hij op haar deur om te zeggen dat ze uit bed moet. Haar moeder zet ondertussen thee en Daniëlle gaat naar de badkamer. Ook daar gebeurt alles in dezelfde volgorde. Eerst gaat ze naar het toilet, dan wast ze zich. Na het aankleden borstelt ze haar haren. Tenslotte gaat ze naar beneden om met haar ouders te ontbijten.

Waardoor wordt Daniëlle 's ochtends wakker?
1. Door het scheerapparaat van haar vader.
2. Door haar vader die haar wekt.
3. Door haar moeder die met de theekopjes rinkelt.
Hoe verloopt de vroege ochtend bij Daniëlle thuis?
1. Iedere dag anders.
2. Altijd op dezelfde manier.
3. Dat ligt eraan wie het eerst in de badkamer is.
Wanneer zet haar moeder thee?
1. Als haar vader en Daniëlle nog boven zijn.
2. Als Daniëlle beneden komt om te ontbijten.
3. Als Daniëlle in de badkamer is.
Wanneer borstelt Daniëlle haar haren?
1. Tussen het wassen en het aankleden.
2. Als ze in de badkamer komt.
3. Na het aankleden, voor ze naar beneden gaat.
Wanneer gaat Daniëlle plassen?
1. Dat is het eerste wat ze doet als ze in de badkamer komt.
2. Als ze klaar is in de badkamer.
3. Als ze beneden gekomen is.
Op zolder stonden een paar grote dozen vol speelgoed, dat Ingrid en Reina te kinderachtig vonden. Een jonger broertje of zusje hebben ze niet, dus hebben ze aan hun ouders gevraagd of ze het mogen verkopen. In de sporthal is een vlooienmarkt, waar ze een marktkraam huren. Ze stallen hun spullen mooi uit op een tafel en doen goede zaken. Van het geld dat over is kopen ze nieuw speelgoed, dat ze wel leuk vinden.

Waar vonden Ingrid en Reina het speelgoed, dat ze willen verkopen?
1. Op de kamer van hun jongere broertje en zusje.
2. Op zolder.
3. Op de vlooienmarkt.
Waarom wilden ze het speelgoed verkopen?
1. Omdat ze vonden dat ze er te groot voor waren.
2. Omdat ze iets wilden kopen voor hun jongere broertje en zusje.
3. Omdat er een vlooienmarkt zou zijn.
Hoe tonen ze hun spullen aan de vlooienmarktbezoekers?
1. Op een tafel die ze op de vlooienmarkt gekocht hebben.
2. Op een tafel die ze tegen betaling mogen gebruiken.
3. Op een tafel die ze gewoon mogen gebruiken.
Hoe is de opbrengst?
1. Niet goed.
2. Goed.
3. Heel slecht.
Wat doen ze met het geld dat ze verdienen?
1. Ze kopen speelgoed voor hun jongere broertje en zusje.
2. Ze kopen speelgoed dat bij hun leeftijd past.
3. Ze kopen speelgoed dat ze eigenlijk kinderachtig vinden.
Het is heerlijk om in de zomer de zon op je huid te voelen, zeker als het lang slecht weer is geweest. Van de zon word je meestal vrolijk en ontspannen. En het klinkt misschien raar, maar zonlicht is heel goed voor je botten. Dankzij het zonlicht wordt in je lichaam vitamine D aangemaakt. Deze vitamine zorgt ervoor dat de kalk uit je voeding beter wordt opgenomen. Maar voor je huid is zonlicht heel slecht. Voor mensen heeft zonlicht dus goede en slechte kanten.

Wanneer het is het 't fijnst om de zon te voelen schijnen?
1. Als je de zon op je huid voelt.
2. Als het avond is.
3. Na een lange periode van naar weer.
Hoe voel je je meestal door de zon?
1. Blij en op je gemak.
2. Naar en druk.
3. Druk en gespannen.
Waar komt vitamine D vandaan?
1. Dat komt uit je botten.
2. Dat wordt in je lichaam gemaakt dankzij het zonlicht.
3. Dat zit in het zonlicht.
Wat doet de zon met je huid?
1. De zon zorgt ervoor dat kalk beter wordt opgenomen door je huid.
2. De zon beschadigt je huid.
3. Als de zon van de slechte kant schijnt, is het heel slecht voor je huid.
Is de zon goed of slecht voor de mensen?
1. Vooral goed.
2. Allebei.
3. Vooral slecht.
Oscar en Anna zouden samen langs de deuren gaan om kinderpostzegels te verkopen. Toen Anna bij Oscar aanbelde, was hij al vertrokken! Anna moest daarom alleen op pad. Dat vond ze niet erg, maar ze vond het wel flauw dat Oscar zich niet aan zijn afspraak had gehouden. De volgende dag op school zag ze dat zij meer verkocht had dan Oscar. Daar was ze blij om.

Met wie zou Anna kinderpostzegels gaan verkopen?
1. Met de school.
2. Met Oscar.
3. Alleen.
Waar was Oscar, toen Anna hem ging ophalen?
1. Hij wilde net weggaan.
2. Hij was al weg.
3. Hij was nog niet weg.
Hoe vond Anna het dat Oscar niet met haar meeging?
1. Ze was erg boos op Oscar.
2. Ze vond het vervelend om alleen te gaan.
3. Het was geen ramp, maar ze vond het ook niet leuk.
Wie had het meest verkocht?
1. Oscar.
2. Allebei evenveel.
3. Anna.
Waarom was Anna blij?
1. Omdat ze meer verkocht had dan Oscar.
2. Omdat ze alleen langs de deuren was gegaan.
3. Omdat ze weer op school was bij Oscar.
Lilian en Menno zaten bij hun moeder in de auto. Toen ze de snelweg opreden, ging de auto alleen maar langzamer in plaats van sneller. Hun moeder kreeg een rood hoofd en riep dat de auto het niet meer deed. Alle andere auto's remden en toeterden boos. Maar zelfs de knipperlichten en de alarmlichten deden het niet meer. Het werd nu echt een beetje gevaarlijk.

Wat gebeurde er toen Lilian, Menno en hun moeder de snelweg opreden?
1. De auto ging stuk.
2. De knipperlichten gingen branden.
3. Er was een file.
Waarom kreeg hun moeder een rood hoofd?
1. Ze schaamde zich.
2. Van schrik.
3. Het was erg warm.
Hoe merkten ze dat de auto het niet meer deed?
1. Er begonnen allemaal alarmlichtjes te knipperen.
2. Omdat andere auto's toeterden.
3. De auto ging vanzelf steeds langzamer.
Waarom toeterden andere auto's?
1. Omdat de automobilisten vrolijk waren.
2. Omdat de auto van Lilian en Menno's moeder veel te langzaam reed.
3. Omdat ze wilden zwaaien
Wat werd nu echt een beetje gevaarlijk?
1. Dat alle andere auto's toeterden.
2. Dat hun moeder niet goed werd in de auto.
3. Dat ze veel te langzaam op de snelweg reden en dat alle knipperlichten het niet meer deden.
Wist je dat de bliksem zesduizend keer per minuut ergens op aarde inslaat? Een vliegtuig, dat niet extra vaak of extra weinig vliegt, wordt elk jaar wel een keer door een bliksem getroffen. Voor mensen die toch al bang zijn in een vliegtuig is dat geen prettig idee.

Hoe vaak slaat de bliksem in?
1. Zesduizend keer per minuut.
2. Eens in de zesduizend minuten.
3. Zesduizend keer per jaar.
Waar slaat de bliksem dan in?
1. In een vliegtuig.
2. Zomaar ergens op de wereld.
3. Op een vliegveld.
Hoe vaak wordt een vliegtuig door een bliksem getroffen?
1. Eens per jaar.
2. Twee keer per jaar.
3. Zesduizend keer per jaar.
Wordt een vliegtuig dat vaker vliegt ook vaker door een bliksem getroffen?
1. Nee, waarschijnlijk niet.
2. Ja, waarschijnlijk wel.
3. Dat weten we niet.
Waarom is het idee van een blikseminslag in een vliegtuig geen prettig idee voor mensen die bang zijn om te vliegen?
1. Omdat de kans op een blikseminslag het vliegen extra spannend maakt.
2. Omdat een vliegtuig neerstort na een blikseminslag.
3. Omdat die bange mensen vaak ook bang zijn voor onweer.
Tijmen zit met zijn moeder in de trein. Het is druk. Tijmen zit schuin tegenover zijn moeder en zij zit naast een vreemde vrouw. Die vrouw leest de krant. Tijmens moeder buigt een beetje opzij om mee te kunnen lezen in de krant van die vrouw. Tijmen vindt dat stom en schopt eens zachtjes tegen haar been. Maar zijn moeder gaat gewoon door. Tijmen ziet dat de vrouw het merkt en ze gaat expres iets anders zitten. Maar zijn moeder gaat ook iets anders zitten! Tijmen besluit maar naar buiten te kijken en net te doen of hij niet bij zijn moeder hoort.

Waar zitten Tijmen en zijn moeder?
1. In de metro.
2. In de bus.
3. In de trein.
Waarom buigt Tijmens moeder een beetje opzij?
1. Omdat ze dan dichter bij Tijmen zit.
2. Omdat ze dan stiekem in de krant van de vrouw kan meelezen.
3. Omdat ze anders niet langs de opengevouwen krant kan.
Waarom schopt Tijmen zacht tegen zijn moeders been?
1. Omdat hij het stom vindt dat hij niet naast haar zit.
2. Hij schopt niet tegen haar been, maar tegen het been van de vrouw.
3. Omdat te laten merken dat hij wil dat ze ophoudt de krant te lezen.
Waarom gaat de vrouw iets anders zitten?
1. Ze vindt het vervelend wat Tijmens moeder doet en maakt het haar zo moeilijker om mee te lezen.
2. Omdat ze het voor Tijmens moeder makkelijker wil maken mee te lezen.
3. Omdat ze het stom vindt dat Tijmen net doet of hij niet bij zijn moeder hoort.