Kies steeds de zin die het verhaal het beste samenvat.
Daar hebben zij ook hun naam aan te danken. Het woord 'computer' komt van het Engelse woord 'compute'. Dat betekent 'rekenen'. Alle dingen die een computer doet, zijn in feite het gevolg van berekeningen.
Vijftig jaar geleden vulde een computer nog een hele kamer. Maar de computers van tegenwoordig zijn veel krachtiger. Ze zijn sneller en kunnen veel meer. Je kunt ze gewoon op tafel zetten. Die kleine computers heten PC's. Het woord PC (spreek uit: peesee) is de afkorting van het Engelse woord 'Personal Computer'.
Wil je bijvoorbeeld een brief of tekening afdrukken op papier, dan moet een printer op je computer zijn aangesloten. Er zijn verschillende soorten printers. Er zijn bijvoorbeeld inkjet- en laserprinters. Sommige inkjetprinters kunnen ook in kleur afdrukken. Laserprinters zijn de beste, maar ook de duurste printers.
Dat worden 'laptops' of 'notebooks' genoemd. Met 'laptop' wordt bedoeld dat je ze op schoot ('lap') kunt gebruiken. Met 'notebook' wordt bedoeld dat ze net zo groot zijn als een notitieblok. Deze computers zijn erg handig om bijvoorbeeld in de trein te gebruiken.
Dat is de centrale chip die in de computer zit. Dit is als het ware het hart van de computer. Er zijn verschillende soorten processors. Oude processors zijn de 80386 en 80486 processors. Tegenwoordig zit in alle computers een Pentium-processor. Hier heb je verschillende soorten van.
Hoe meer geheugen hij heeft, hoe sneller een computer kan werken. Het geheugen van de computer wordt uitgedrukt in Megabytes (spreek uit: meegabaits). Dit is een maat, net als meters of grammen. De afkorting van Megabyte is Mb. Tegenwoordig worden veel computers verkocht met een geheugen van 32 of 64 Mb.
Die zit in de computer ingebouwd. Op sommige computers zie je een lampje branden als de harde schijf bezig is. Je kunt je teksten of tekeningen op die harde schijf bewaren. Je kunt ze ook bewaren op diskette. Zo'n diskette doe je dan in het diskette-station van de computer.
Daar doe je een cd-rom met programma's in. Een cd-rom ziet eruit als een gewone muziek-cd. Er kunnen heel veel gegevens op staan. Maar je kunt zelf niets bewaren op een gewone cd-rom. Ook kun je met de computer foto's en films bekijken die op cd-roms staan.
Elke schijf wordt aangeduid door een letter. De eerste harde schijf heeft altijd de 'naam' C. Het diskette-station heeft altijd de 'naam' A. De cd-romspeler heeft meestal de 'naam' D. Maar het kan ook een andere letter zijn, bijvoorbeeld F.
Er zijn verschillende soorten beeldschermen. Het ene scherm geeft een mooier beeld dan het andere. Beeldschermen worden aangeduid als VGA, CRT of TFT. De platte TFT schermen zijn zeer populair geworden omdat ze weinig ruimte innemen en een mooi beeld geven.
Bijvoorbeeld muziek of stemmen. Dan moet er een geluidskaart in de computer zitten. Een geluidskaart bestaat uit allerlei chips. Die zorgen ervoor dat het geluid wordt versterkt en via de geluidsboxen te horen is. De meeste computers zijn voorzien van zo'n geluidskaart.
Een computerprogramma heet ook wel 'software'. Teksten of tekeningen heten in computertaal 'bestanden'. Op een harde schijf van een computer passen duizenden bestanden. Ieder bestand heeft een eigen naam.
Je kunt directories voorstellen als een soort mappen. Iedere directory heeft ook een eigen naam. Zo kun je teksten of tekeningen snel terugvinden. Als je een bestand wilt bewaren, moet je het op de harde schijf of een diskette zetten. Bewaren wordt ook wel 'opslaan' genoemd.
Met de muis kun je de computer allerlei opdrachten geven. Het pijltje op het beeldscherm bestuur je met de muis. Dat pijltje wordt de muiswijzer genoemd.
Het Engelse woord 'Windows' betekent 'vensters' of 'ramen'. In Windows bedien je de computer bijna helemaal met de muis. Het tekenprogramma van Windows heet Paint (spreek uit: peent). Met een tekstverwerkingsprogramma kun je teksten typen. Bijvoorbeeld brieven of een opstel. Het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma voor Windows heet Word (spreek uit: weurt).
Een toetsenbord heeft soms wel 102 toetsen. De Shift-toets gebruik je om hoofdletters te typen. Om iets te wissen kun je op de Delete-toets drukken. Een handige toets op het toetsenbord is de Escape-toets. Die kun je dikwijls gebruiken als er iets mis gaat. In een tekstverwerkingsprogramma zorgt de Enter-toets ervoor dat je een nieuwe regel begint.
Je kunt bijvoorbeeld informatie opzoeken over dingen die je leuk vindt, plaatjes binnenhalen en zelfs post versturen. Internet bestaat uit duizenden computers die allemaal met elkaar verbonden zijn. Het World Wide Web (spreek uit weurld waait wep) is een van de leukste onderdelen van Internet. World Wide Web betekent zoiets als wereldwijd web: een spinnenweb van computers waarop allemaal elektronische 'boeken' staan over de meest uiteenlopende onderwerpen.
Waar ter wereld het boek ook staat. Binnen zo'n boek kun je van de ene pagina naar de andere gaan door te klikken met de muis. Je kunt zelfs van het ene boek naar het andere springen. Op het Internet wordt zo'n elektronisch boek een website (spreek uit: wepsaait) genoemd.
Dat zwerven over Internet wordt ook wel surfen genoemd. Elke website heeft wel een pagina met een inhoudsopgave van wat er allemaal op die website te vinden is. Door te klikken met de muis kun je naar een volgende pagina gaan: overal waar de muispijl verandert in een handje, kun je klikken.
Je kunt moeilijk tussen deze computers steeds een kabeltje trekken. Het is logisch dat meestal het telefoonnetwerk wordt gebruikt. Immers, bijna iedereen heeft een telefoonaansluiting. Om via de telefoonlijn verbinding te krijgen met Internet is een speciaal apparaat nodig: het modem. Een modem zorgt ervoor dat jouw computer met een andere computer kan 'praten'. In de meeste computers zit een modem ingebouwd.
Dat wordt geregeld door een Internet-aanbieder, zoals Planet Internet. Dat is een bedrijf dat een heleboel modems en computers heeft die aangesloten zijn op Internet. Met je eigen computer maak je via je modem contact met die Internet-aanbieder. Wil je hiervan gebruik maken, dan moet je een abonnement hebben bij zo'n Internet-aanbieder. Je krijgt dan een gebruikersnaam en een wachtwoord. Hiermee kun je verbinding krijgen met het Internet.
Zo kun je dicht bij huis en dus tegen lage telefoonkosten contact maken. Nederland is namelijk verdeeld in telefoongebieden. Bel je binnen je eigen gebied, bijvoorbeeld binnen de omgeving Rotterdam, dan is dat ongeveer de helft goedkoper dan wanneer je van Rotterdam naar Amsterdam belt. Sta je in verbinding met Internet, dan heet het dat je online (spreek uit: onlain) bent. Dat Engelse woord betekent dat je 'op de lijn' zit. Het woord online kom je vaak tegen op Internet.
Alleen de eerste drie stappen moet je zelf uitvoeren, de rest gaat vanzelf. Toch is het goed te weten wat er gebeurt. De stappen die je moet uitvoeren zijn: het modem aanzetten; de verbinding laten maken; de browser starten; Hierna gaat als het goed is alles vanzelf.
Hoe snel of langzaam dat gaat, heeft te maken met een aantal zaken. Er zijn bijvoorbeeld langzame en snelle modems. Hoe sneller het modem, hoe sneller de tekst en tekeningen verstuurd worden over de telefoonlijn. Ook kun je soms via de tv-kabel of een ADSL verbinding internetten, dat gaat nog sneller.
Over elk onderwerp dat je maar bedenken kunt is wel wat te vinden. Ook is er een schat aan foto's en tekeningen. Eigenlijk is het zo dat je alles wat je op Internet ziet (tekst, plaatjes) kunt bewaren en gebruiken.