De opgaven bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds: In welke zin is het
schuin- en dikgedrukte woord fout gespeld?
Opgave 1
- Lustte jij die eieren niet?
- Wie wordt het meeste
geplaagd?
- De dauwdruppel
glinstert in de zon.
- Mijn vader is 's morgens altijd vrolijk
gestemt.
Opgave 2
- De stroper
verblindde met zijn lamp de konijnen.
- Leo gooide het
gescheurde blad weg.
- Je moet de vraag nog
beantwoorden.
- Ben je hier al een beetje
gewent?
Opgave 3
- Waar
fietste jij gisteren heen?
- Hoe werd je daar
behandelt?
- Je moet die
verwelkte bloemen weggooien.
- Strompelend verliet de speler het veld.
Opgave 4
- Wim is
verhinderd te komen.
- De
aangesneden taart moet in de koelkast.
- Wat
kefte jouw hond toch?
- De sneeuwmassa
storte naar beneden.
Opgave 5
- Hein
mompeldde maar wat.
- De olympische ploeg
verbaasde iedereen.
- Hein
vernieuwt het hek.
- Op dat graslandje mag niet
gevoetbald worden.
Opgave 6
- Er werd nog een barbecue
georganiseerd.
- De kampioene werd
belaagd door handtekeningenjagers.
- De toeristen
bezichtigden de stad
- Kees
organiseerdde het feest.
Opgave 7
- Zij hebben een miljoen
geërfd.
- De huisarts
verwijst soms door naar de specialist.
- Het papier viel
dwarrelend naar beneden.
- Hij
uite zijn woede door tegen de deur te schoppen.
Opgave 8
- Hij
bladerdt maar wat in het boek.
- Sara
beïnvloedde Irma enorm.
- Peter moest zich op het examen
voorbereiden.
- Roepend probeerde de man hulp te krijgen.
Opgave 9
- Mijn opa werd
geopereerd.
- Vergadert hij twee keer per week?
- De
aangereedden vogel werd naar de dierenarts gebracht.
- Droomt je broer vaak?
Opgave 10
- Zij
bevond zich in slecht gezelschap.
- De handelaar
lichte de klant op.
- Hij
ontleedt die zin.
- Wat heeft de dokter jou
geadviseerd?
Opgave 11
- De
zonsverduistering was goed te zien.
- Drie ligt het
dichste bij twee.
- Mijn opa had nog een
vestzakhorloge.
- De
spoorrails waren helemaal verbogen.
Opgave 12
- Van het hotel kregen we een
lunchpaket mee.
- Ik heb daar
absoluut geen moeite mee!
- Je bent ook
onverbeterlijk.
- Het eten was
voortreffelijk.
Opgave 13
- De politie zette
waterkanonen in tegen de relschoppers.
- De
telefooncentrale was overbelast.
- De
tandartsassistente belde voor een afspraak.
- Moet die
beitel niet geslepen worden?
Opgave 14
- De
museumrondleiding is al begonnen.
- Zij werd
vakkundig van haar geld afgeholpen.
- Kees leidt een
luisenleventje.
- Narcissen zijn bolgewassen.
Opgave 15
- Mijn buurman heeft een fraaie
postzegelcolectie.
- Een bezoek aan de tempel was het
hoogtepunt van de reis.
- Op haar
jubileum kwamen veel genodigden.
- Dat is een
onvergefelijke fout.
Opgave 16
- Dit
artiekel wordt niet meer verkocht.
- Je moet een
perronkaartje kopen.
- De politie verleent
assistentie.
- In de zomer zijn er veel
tennistoernooien.
Opgave 17
- Een metselaar gebruikt
cement.
- Een
duizendkoppige menigte juichte de spelers toe.
- Is die afwijking
erfelijk?
- De
achste januari is mijn zus jarig.
Opgave 18
- In ons huis liggen
plavuisen.
- De
vulpenpatronen liggen op de kast.
- Wat een
verbazingwekkend verhaal.
- Ik ga in de vakantie naar
België.
Opgave 19
- Dat is een
fantasievolle tekening.
- Antiek
meubilair is heel duur.
- Kinderen zijn
afhankelijk van hun ouders.
- Het
bronze beeld werd geplaatst.
Opgave 20
- Wat was die speelster
poppulair!
- Het doelpunt werd in
blessuretijd gemaakt.
- Dat is een goede
maatregel!
- Wat haalt hij een
stommiteiten uit!