De opgaven bestaan uit vier of vijf zinnen.
De vraag is steeds: In welke zin is het
schuin- en dikgedrukte woord fout gespeld?
Opgave 1
- Mijn zus
barstte in tranen uit.
- Het vliegtuig
landde precies om 11 uur.
- De agenten hebben de overvallers
achtervolgd.
- Waarom
schudt jij nu je hoofd?
Opgave 2
- De
verwoeste flat zal weer opgebouwd worden.
- Waarom heb jij je
omgedraait?
- De verdachten hebben
verklaard onschuldig te zijn.
- Wie zou dat verhaal ooit
geloofd hebben?
Opgave 3
- De ramp
beïnvloedt de prijzen van veel artikelen.
- Hoeveel
biedt jij voor dat schilderij?
- Glimlachend keek hij mij aan.
- De tuinman
laadde de kruiwagen goed vol.
Opgave 4
- Heb jij je ook zo aan dat geschreeuw
geërgerd?
- Erna
vond autosleutels.
- In de voorband zat een
verroestte spijker.
- Guus
leidt de bezoekers rond.
Opgave 5
- Heb jij je band zelf
gerepareert?
- Oscar
duldde geen tegenspraak.
- De bakker
kneedt het deeg.
- De strandwacht
redde het meisje.
Opgave 6
- Oma draagt een
haarbant.
- Ik lust wel een
patatje.
- Kijk maar in die blikken
trommel.
- Dat zijn oude
sleeën.
Opgave 7
- Ook de
boerinnen protesteerden.
- Ga je
boodschappen doen?
- Wat doet Anoek toch
geheimzinnig?
- We zochten de
schaduuw van een boom op.
- Vanaf die berg heb je een prachtig
uitzicht.
Opgave 8
- Hoeveel
procent rente geeft deze spaarbank?
- Heeft jullie school een mooie
gymzaal?
- De verdachte had een goed
alibi.
- Er zijn nog
programmaas te koop.
- Hoe laat heb je een
taxi besteld?
Opgave 9
- Het
tafellaken moet gewassen worden.
- Het toneelstuk speelde in de
schouwburg.
- Je moet je
fatsoenlijk gedragen.
- Bij het slijpen van de schop vlogen de
fonken eraf.
Opgave 10
- Dat is nog een
geheimpje.
- Heb je veel
bagage?
- Hoe gaan jullie naar
Italië?
- Om zes uur is het
etenstijd.
- Jaap groeit de
laaste tijd hard.
Opgave 11
- Mijn knie moet
bestraald worden.
- De overvaller
haastte zich weg.
- Heidi
houdt zich aan de afspraak.
- Gisteren liet Ineke me niet
uitpraatten.
Opgave 12
- De koningin
betradt het stadion.
- Ben jij
verslaafd aan dat computerspelletje?
- Strompelend kwam hij naar me toe.
- Het
toenemende geweld verontrust me.
Opgave 13
- Stralent keek het meisje haar oma aan.
- Gisteren
traden de dansers bij ons op.
- Welke kok
bereidt het diner?
- We
brachten de pakjes weg.
Opgave 14
- De autowrakken werden
vernietigd.
- Mina
trachte haar huiswerk te maken.
- We
verwachten om acht uur onze vrienden.
- Vindt de voorzitter dat een goed voorstel?
- Hoestend verliet hij de vergadering.
Opgave 15
- Ik
ontmoette haar een uur geleden.
- Heb je goed
geoefend?
- Kun je dat
onthoudden?
- De uil is
vergiftigd.
Opgave 16
- De
conciërge sloot de deur.
- Het
stadsplantsoen wordt goed onderhouden.
- In het museum lagen
primietieve gereedschappen.
- Die sommen zijn erg
gemakkelijk.
- De
spreeuwen verjoegen de mussen.
Opgave 17
- Holle vaten klinken het
hardst.
- Hein deed een goed
examen.
- De visser ving een paar
scharretjes.
- Fiets je een
eindje mee?
- De
koningklijke stoet vertrok op tijd.
Opgave 18
- In
friesland zijn er al schaatswedstrijden.
- Op de tv zijn veel
spelletjesprogramma's.
- "Doorlopen
alstublieft," zei de politieagent.
- De
wolvin paste goed op haar jongen.
- Welke plank is het
breedst?
Opgave 19
- Dat woord heeft twee
betekenissen.
- De
tijgerin wierp twee welpjes.
- Honderden
zwaluwen vlogen naar het zuiden.
- Wat een
schitterent vuurwerk!
- De
schippersvrouw stond aan het roer.
Opgave 20
- Vleermuizen botsen nooit tegen obstakels.
- Sollicitanten kunnen zich direct melden.
- De stilte werd
plotzeling verstoord.
- Wanneer ga je weg?
- Misschien kom ik morgen.