Het naamwoordelijk
gezegde deel 1
Lees elke zin aandachtig
door. Klik dan het naamwoordelijk gezegde aan.
1. Die pruikenmaker heet Arent-Jan.
- Die pruikenmaker
- Die pruikenmaker heet
- heet
- heet Arent-Jan
2. Zijn klanten zijn vaak lastig.
- Zijn klanten
- Zijn klanten zijn
- zijn
- zijn lastig
3. Altijd blijft Arent-Jan geduldig.
- Altijd blijft geduldig
- blijft
- blijft Arent-Jan
- blijft geduldig
4. Hij is beleefd tegen zijn klanten.
- Hij
- Hij is
- is beleefd tegen zijn klanten
- is beleefd
5. Zij zijn meestal tevreden.
- zijn tevreden
- Zij zijn
- meestal tevreden
- zijn meestal
6. De pruiken worden prachtig.
- De pruiken
- worden
- worden prachtig
- prachtig
7. Die pruik blijft mooi in model.
- blijft
- Die pruik
- blijft mooi in model
- mooi in model
8. Deze dames zijn trots op hun pruik.
- Deze dames
- zijn trots
- trots op hun pruik
- zijn trots op hun pruik
9. De pruik van Lodewijk XIV heet een allonge.
- heet een allonge
- heet
- een allonge
- De pruik van lodewijk XIV heet
10. Een allonge is een lange pruik met veel krullen.
- is met veel krullen
- De pruik is
- is een lange pruik met veel krullen
- een lange pruik met veel krullen
11. De zoon van Arent-Jan wordt ook pruikenmaker.
- De zoon van Arent-Jan
- De zoon van Arent-Jan wordt
- wordt pruikenmaker
- wordt ook pruikenmaker
12. Hij is net zo handig als zijn vader.
- is net zo handig
- is net zo handig als zijn vader
- net zo handig
- net zo handig als zijn vader
Einde deel 1
Wanneer jouw eindscore hoger is dan
85%, mag je verder gaan met
deel twee.
(klikken)
Is de score lager dan
85%, dan zul je nog meer uitleg en oefeningen
krijgen bij jouw leerkracht.