Uitleg over het naamwoordelijk gezegde |
In sommige zinnen is het gezegde in de zin niet af wanneer je alle werkwoorden bij elkaar neemt. Soms hoort er namelijk nog iets bij. Dat noemen we het naamwoord. Dit kan een bijvoeglijk naamwoord, een zelfstandig naamwoord of meerdere naamwoorden zijn.
Je weet wat een werkwoordelijk
gezegde in een zin is: dat zijn alle werkwoorden samen! Petra leest een boek.
Vader is onmiddellijk
gekomen.
Ik ben moe. (ben ?)
Voorbeeld:
Piet is ziek. is = persoonsvorm is ziek = naamwoordelijk gezegde is = werkwoordelijk deel van het gezegde (alle werkwoordsvormen) ziek = naamwoordelijk deel van het gezegde Piet = onderwerp
Voorbeeld: Jan is soldaat geworden. is = persoonsvorm is soldaat geworden = naamwoordelijk gezegde is geworden = werkwoordelijk deel van het gezegde (alle werkwoordsvormen) soldaat = naamwoordelijk deel van het gezegde Jan = onderwerp
Valt je hierbij ook op dat een naamwoordelijk deel altijd iets zegt over het onderwerp?
Een naamwoordelijk gezegde komt
onder andere voor bij de werkwoorden: zijn; worden; blijven en heten Maak nu de oefeningen van deel 1. Klik hier !!! |