Uitleg over het naamwoordelijk gezegde |
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin + een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp van de zin.
Een drie stappenplan:
- Om het naamwoordelijk gezegde te vinden, zoek je eerst de persoonsvorm van de zin. - Daarna bekijk je of daar nog andere werkwoorden bij horen. - Tenslotte zoek je het naamwoord dat iets zegt over het onderwerp van de zin.
Bijvoorbeeld:
De hond is heel erg ziek. Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde vraag je je steeds af: wat + persoonsvorm + onderwerp ?
Bijvoorbeeld: Alle kleinkinderen zijn op opa's feest gekomen. (Wat + zijn + alle kleinkinderen ?) Oma is steeds minder goed gaan lopen. (Wat + is + oma ?)
Maak nu de oefeningen van deel 3. Klik hier !!! |