Klik op het vraagteken dat volgens jou de persoonsvorm laat zien.
De vluchteling huilde tranen met tuiten.
De atleet struikelt over een steentje.
Het huis brandde tot de grond toe af.
De minister ondertekende de verklaring.
Het hele team juichte bij het gemaakte doelpunt.
De kroonprins groette de prinses.
De admiraal salueerde voor zijn kapitein.
De auto verongelukt bij die gevaarlijke bocht.
De burgemeester glimlacht vriendelijk naar het publiek.
De directeur vertrekt per direct.
Het vliegtuig landde precies op de open plek.
De storm loeide de hele nacht door.
Het publiek applaudisseerde lang voor de artiest.
De pianist speelt een ouverture van Chopin.
Het kerkkoor zong verscheidene prachtige cantates.
De trein ontspoort hier wel vaker.
De veerboot zonk op een ondiepe plek net buiten de haven.
De brandweer bluste het kleine brandje snel.
De gemeenteraad beslist over de aanleg van een speeltuintje.
Het staatshoofd arriveert tegenwoordig ook al per helikopter.
De dief ontsnapte ternauwernood aan de politie.
De agent bekeurt alle overtreders zonder pardon.
De vrachtauto kantelde vanwege een te zware lading.
De werknemers staakten voor betere arbeidsomstandigheden.
Is jouw score hoger dan 85%, dan beheers je de persoonsvorm voldoende. Gefeliciteerd!
Is jouw score lager dan 85%, kijk dan nog eens bij de uitleg of vraag hulp aan jouw juf of meester.