Twee woorden kunnen samen een nieuw
woord opleveren. Er zijn echter wel schrijfregels voor de tussenklanken
bij samengestelde woorden.
Voorbeeld: |
rijst |
rijst + pap |
rijstepap |
gerst |
gerst + nat |
gerstenat |
Voorbeeld: |
enkelvoud |
meervoud |
|
|
hoogte |
hoogten & hoogtes |
hoogte + vrees |
hoogtevrees |
ruimte |
ruimten & ruimtes |
ruimte + vaart |
ruimtevaart |
Voorbeeld: |
zon |
zon + schijn |
zonneschijn |
koningin |
koningin + dag |
Koninginnedag |
Voorbeeld: |
Maar wel weer: |
apetrots
beregoed
reuzeleuk |
apenrots
berenvel
reuzenlaars |
Voorbeeld: |
Maar wel weer: |
paardebloem
kattekruid |
paardenwagen
kattenvoer |
Voorbeeld: |
Maar wel weer: |
* |
kinnebak
ruggespraak
hartelust * |
billenkoek
hartenkreet *
|
Wat precies
wel of niet versteend is, is dus een beetje onduidelijk. |
Voorbeeld: |
Maar wel weer: |
* |
kattebelletje *
paddestoel * |
kattenvoer
paddentrek
|
Als het goed
is denk je daarbij niet aan katten en padden.
|
Voorbeeld: |
dame + fiets |
damesfiets |
dokter + tas |
dokterstas |
Maar natuurlijk
geen extra s bij zoiets als: |
kruis + spin |
kruisspin |
|