Klik op het vraagteken voor het woord dat niet past op de open plek in de zin.

Klik pas op controle wanneer je helemaal klaar bent. Succes!

1. Het vliegtuig zal over enkele ogenblikken  - ? -  .

   1.   ?    landen
   2.   ?    belanden
   3.   ?    neerkomen
   4.   ?    dalen

2. Hoor jij de klokken  - ? -  ?

   1.   ?    horen
   2.   ?    luiden
   3.   ?    galmen
   4.   ?    klinken

3. Als het klusje klaar is, moet je dat even  - ? -  .

   1.   ?    melden
   2.   ?    zeggen
   3.   ?    toezeggen
   4.   ?    vertellen

4. We zullen je  - ? -  als de fiets klaar is.

   1.   ?    berichten
   2.   ?    een boodschap sturen
   3.   ?    een bericht geven
   4.   ?    geven

5. Kunt u me  - ? -  over vakantiehuisjes?

   1.   ?    informeren
   2.   ?    inlichten
   3.   ?    toelichten
   4.   ?    informatie geven

6. Rob en Roos  - ? -  over het schoonmaken van de kattenbak.

   1.   ?    vervelen
   2.   ?    twisten
   3.   ?    kibbelen
   4.   ?    ruziën

7. In het najaar moeten we het fruit  - ? -  .

   1.   ?    neerhalen
   2.   ?    plukken
   3.   ?    oogsten
   4.   ?    binnenhalen

8. Welk klusje ga jij  - ? -  ?

   1.   ?    richten
   2.   ?    verrichten
   3.   ?    doen
   4.   ?    uitvoeren

9. Wil jij  - ? -  om de vis uit de kom te pakken?

   1.   ?    trachten
   2.   ?    betrachten
   3.   ?    proberen
   4.   ?    een poging wagen

10. Wie zorgt er voor het  - ? -  van de kippen?

    1.   ?    voer eten
    2.   ?    voer geven
    3.   ?    voeden
    4.   ?    voeren

11. Je moet wel  - ? - , als ik iets vraag!

    1.   ?    antwoorden
    2.   ?    reageren
    3.   ?    antwoord geven
    4.   ?    zeggen

12. De natuur moet je niet  - ? -  .

    1.   ?    vernielen
    2.   ?    aantasten
    3.   ?    beschadigen
    4.   ?    aanraken

    ---

     

    Is jouw score hoger dan 85%, dan beheers je deze oefeningen voldoende. Gefeliciteerd!

    Is jouw score lager dan 85%, bekijk dan de uitleg opnieuw en vraag na bij de juf of meester.